Een interview met Elisabeth Smalt, de dochter van Jan Smalt, door de kunstenaar Harm Mouw. Elisabeth is, samen met Harm, curator van deze expositie.

 

HM -   waarom heb je deze expositie georganiseerd?

ES -   Een goede vraag… ik geloof dat het in eerste instantie een opwelling was. Na de begrafenis van mijn vader, die zo plotseling stierf, wil je alles wel doen om nog iets van hem te behouden in de wereld die wij kennen. Zijn werk hebben we nog, en het is een onverdraaglijk idee dat dat wat zo belangrijk voor hem was maar zou verdwijnen, vergaan, of achteloos in de vuilnisbak terecht zou komen. Mijn vader was een mensen-man, en was zeker zijn bedoeling dat mensen met plezier zouden kijken naar dit werk.

 

HM -   Hoe bedoel je; een mensen-man?

ES -   Ik bedoel daarmee dat hij van mensen hield en een positieve kijk had op de mens. Ondanks de tweede wereldoorlog, die er bij hem natuurlijk ook ingehakt had, en een grote kennis van wat er in de wereld aan vreselijke dingen aan de hand was, weigerde hij om zich neer te leggen bij het doemscenario dat de wereld en dus de mens slecht is. De mens wil van zichzelf goed zijn, dat het niet altijd lukt is een tragedie maar het is niet de bedoeling. De kunst, de muziek, de dans, de glimlach, de natuur, de zon, het lichaam, het leven, het gezin, contact met de medemens, samenspelen, een goed glas wijn en goed gezelschap, al deze dingen waren dichterbij de menselijke aard, een bron van vreugde en genoegen, positief dus.

 

HM -   Is dat niet naief? 

ES -   Tja, ik weet dat mijn vader zich altijd op de hoogte stelde van het onrecht in de wereld. Ik weet ook dat hij ontzettend veel geld gaf aan goede doelen; da’s dus weer heel realistisch. Ook was hij bij vlagen erg depressief, ik geloof dat dat in onze genen zit. Zijn tijd als musicus in het orkest vond hij enerzijds heerlijk, een voorrecht om al die symfonieën te spelen. Hij was helemaal self-made en had pas later de contrabas leren spelen. Om daarmee een baan te kunnen krijgen en zijn gezin te kunnen onderhouden…nou, dat was in die tijd een groot levensgeluk. Toch was zijn orkesttijd moeilijk, maar dan meer in sociaal opzicht. Want in een orkest mag je nooit hardop zeggen dat je van muziek houdt. (Nu ja, hopelijk is dat nu anders.) Maar als ik dan vroeg of hij zijn tijd als musicus niet betreurde –gezien dat hij later pas beeldend kunstenaar werd- dan wilde hij daar niet van horen. ‘Muziek is het mooiste wat er is!’ riep hij dan. Dan werden we allemaal blij. Ik ben ook musicus geworden, dus ik heb er veel aan gehad om dat te horen.

 

HM -   Hoezo? 

ES -   Nu ja, het is niet altijd zo makkelijk. Ik durf het bijna niet te zeggen, maar ik hou er niet zo van om naar muziek te luisteren op cd. Alleen als ik het zelf maak heb ik er plezier van. Blijkbaar zit de muziek bij mij op een gevoelige plek in mijn hersens.

 

HM -   Oei, dat is lastig! Hoe ga je daarmee om?

 ES -   Veel spelen he. Zolang ik zelf speel hoef ik niet te luisteren. En ik heb gemerkt dat hele obscure electronische muziek, dat ik dat wel kan verdragen. Plus die paar popnummertjes, funk enzo.  Maar, dwalen we niet af?

 

HM -   Ja…eh, ik vroeg me nog af: waarom was je vader ‘self made’?

ES -   Het is vreemd, want hij komt uit een erudiete en artistieke achtergrond. Mijn bet-overgrootvader was een muziekminnaar en werd een toonaangevende concertorganisator (hij was bijvoorbeeld actief betrokken bij Robert Schumann’s laatste reis naar Nederland). Zijn zoon had een satirisch blad over politiek en kunst, en daarvan weer de zoon, mijn opa dus, was een concertpianist. Van mijn oma’s kant was het meer Den Haag en de wereld van Couperus. Maar mijn indruk is, dat de oorlog er voor zorgde dat de 5 kinderen, waaronder mijn vader, ernstig verwaarloosd raakten. Ze hadden wel de culturele bagage in huis maar niet de praktische kant, bijvoorbeeld iets simpels als pianoles. Zo heeft mijn vader minstens twee mislukte studies gedaan, onder andere indisch recht. (Dat wilde de Couperus-kant zo graag, maar hij had er geen talent voor.) Daarna nog allerlei flutbaantjes, kantoorklerk, huisschilder, enzo. Niks lukte, hoewel hij wel zijn typediploma schijnt te hebben gehaald. Ook monsterde hij aan op de grote vaart, waar hij als matroos en koksmaatje lange reizen maakte, naar zuidamerika enzo. En hij meldde zich enkele keren aan voor internationale werkkampen voor de wederopbouw en voor de ‘verbroedering van de internationale volkeren’, in Tsjechoslovakije en Finland. Ik heb nog foto’s van mijn vader in een Finse rivier vol boomstammen, die hij moest vervoeren. Hij was natuurlijk toen een beer van een vent… ijzersterk, en lenig.

HM -   Maar hoe werd hij dan bassist?

 ES -  : Ja, dat is nog een heel verhaal! Op een gegeven moment maakte zijn moeder een afspraak voor hem met de directeur van het conservatorium te Amsterdam. ‘Wat wil je spelen?’ vroeg deze.’ Euh, doe maar trombone’ schijnt mijn vader gezegd te hebben, denkend aan zijn geliefde jazzplaten. En zo geschiedde. Na een jaar les zag mijn vader een advertentie in de krant; Prins Bernhard had Canada beloofd om nederlanders te recruteren voor de Schotse divisie van het Canadese leger, afdeling muziek. Mijn vader solliciteerde, en werd aangenomen. Zo ontvluchtte hij de na-oorlogse ellende in Nederland en verdiende hij eindelijk geld. Ik heb nog veel foto’s van hem in Schotse rok en met trombone… In het leger had hij het enerzijds goed; hij maakte jazz-arrangementen voor de band en bezocht met die legerband allerlei afgelegen plekken van Canada. Toch diende de depressie zich weer aan, en de aloude oplossing van het leger, barbituraten en amphetamines, die mijn vader toegediend kreeg, alarmeerden hem zodanig dat hij ontslag nam. Een eenzame tocht naar Montreal volgde, met zijn Pontiac, waar hij zich met het beetje geld dat hij verdiend had inschreef aan het conservatorium, voor muziektheorie. Daar werd hij bassist (ik kort het verhaal nu een beetje in) en zo ontmoette hij mijn moeder Thérèse en trouwde met haar. Mijn broer Christian werd geboren in Canada. Toen ze naar Nederland kwamen kon hij zich in Groningen uiteindelijk vestigen, door een baan bij het Noordelijk Filharmonisch Orkest.Toen kwam ik als tweede kind.  Zijn droom, trouwen en een gezin, was uitgekomen!  Ja, daar sta je tegenwoordig niet bij stil, hoe een strijd dat was.

 

HM -   Dus de liefde, een gezin, was nog een echt streven. Maar misschien kwam dat omdat hij zelf uit een minder harmonieuze achtergrond kwam... 

ES -   Ja, dat is waar. Maar altijd als hij over vroeger praatte, kreeg ik de indruk van een excentriek maar wel waanzinnig energiek en interessant gezin. Er was altijd veel aan de hand! Zijn vader citeerde veel filosofen en toneelstukken, en was het stralende middelpunt aan tafel. Zijn leerlingen kwamen ook voortdurend over de vloer en zorgden vooreen levendige ambiance. Ook waren er de vreemdste snuiters, de neef van Domela Nieuwenhuis en dat soort figuren, die hun opwachting maakten. Mijn vader had een goede herinnering aan zijn vroege jeugd. De oorlog rukte de familie uiteen. Jammer genoeg raakte mijn opa aan de drank. Mijn vader kon uit de klauwen van de nazi’s ontsnappen door zich nooit op te geven voor de dwangarbeid. Ook deed hij werk in het verzet, hij heeft er niet veel over verteld, behalve dat hij beschoten werd, kogels om zijn oren heeft horen fluiten.

 

HM -   Goh.. (stilte)… maar  tekende hij toen al? 

ES -   Nee, helemaal niet, dat kwam pas veel later. Op aanraden van zijn psychiater, tijdens de laatste jaren van het orkest, begon hij te tekenen en schilderen. Daarmee begon hij letterlijk een nieuw leven. Na een vervroegd pensioen deed hij de opleiding aan de Academie Minerva, de dagopleiding. Toen zag ik mijn vader een tweede jeugd doormaken. Het was grappig, want we kwamen in dezelfde fase terecht, het ‘studentenleven’; elkaar vertellen over de feestjes die we de avond te voren meegemaakt hadden. Maar hard werken, he. Of ik zou liever zeggen consistent.

 

HM -   Ja, die indruk heb ik ook, gezien de hoeveelheid werk, wel naar de 1000!

ES -   Het is in die richting, en hij had een strenge selectie. Met mijn moeder bekeek hij alles, wat niet goed was ging zonder omhaal de prullebak in. Dus dit zijn de goedgekeurde werken.

 

HM -   Dus je moeder Thérèse was heel belangrijk in dat proces.

ES -   Ja natuurlijk! Zonder haar had hij dit alles nooit voor elkaar gekregen. In die zin beschouw ik de expositie ook als een eerbetoon aan mijn moeder Thérèse. Zij zal er trouwens bij zijn en alle informatie over Jan Smalt is bij haar natuurlijk uit de eerste hand. Dus, ik zou iedereen aanraden om Thérèse aan te spreken.

 

HM -   Wat hoop je nog meer, wat deze expositie betreft?

ES -   Ik heb eigenlijk de muziek, de concerten een groot aandeel gegeven. Dat voelde voor mij passend bij het leven en het werk van Jan. Ik hoop dat die energie, dat eenvoudige plezier, wat tevens een wonder is, overkomt. Mijn collega-musici weten het al, ik hoef hun niks te vertellen over dit wonder. Ik hoop ook dat kunstenaars komen tekenen, zoals mijn vader dat deed. Hij deinsde nergens voor terug, was de schroom voorbij. Dus, kunstenaars, kom tekenen! Ik zou dat geweldig vinden. We leggen overal schetsboeken neer, ter aanmoediging.

 

HM -   Dus, in 1 zin? 

ES -   Als ik naar het werk van mijn vader kijk, ga ik van de mensen houden. Dat leer ik van hem.

reageren: